zondag 27 september 2015
Take root
Traditionals, pratend publiek en een naar voorval.
12 september 2015, De Oosterpoort, Groningen
Tekst: Bart Breman en Maurice Dielemans
Beeld: Oscar Anjewierden
Publicatiedatum: 13 september 2015
Weinig dingen zeggen zo goed 'americana' als een verdrietige vrouw die een wrakke gitaar bespeelt. Wat dat betreft biedt zangeres Katie Bernstein van Houndstooth [bovenste foto] uit Portland, Oregon direct waar voor je geld. De langzaam vollopende foyer wordt onthaald op krakende twang, die rechtstreeks van een front porch lijkt te komen. Niks softe kwezelliedjes, maar hortende en stotende garage met het gebroken hart op de tong. Terwijl de twee gitaren om de lome ritmes heen jagen haalt de prachtig zingende Bernstein nog maar eens uit naar een vervelende ex. Het sfeervolle Houndstooth klinkt als Holly Golightly met liefdesverdriet. (BB)
In de Kleine Zaal opent het pasgetrouwde Amerikaanse singer-songwriterkoppel Danny Schmidt & Carrie Elkin. Hij, met ongeschoren kop en hoedje, zingt als een schildpad die over schuurpapier kruipt. Zij zingt en wiegelt mee op de gemoedelijke en kabbelende slaapliedjes die geen vlieg kwaad doen. Het is alsof ze al dertig jaar zijn getrouwd, want iedere vorm van vurige passie lijkt achtergelaten in de prairie van Texas. Pas op het laatst, met een maatschappijkritisch liedje tegen het vrije wapenbezit in hun thuisstaat, lijkt er iets te borrelen, maar dan is het al te laat. Een uur luistert men naar mooie liedjes met het gevoel alsof je kijkt naar een documentaire over parende slakken. (MD)
[Villagers] Homo zijn in een katholiek land als Ierland is bepaald niet eenvoudig. Conor O'Brian, de frontman van Villagers [foto hierboven en onder], kan het weten. Hij schrijft er prachtige liedjes over. De ingetogen liedjes van het Ierse gezelschap draaien om O'Brians soms bijna fluisterende zang en intense voordracht. Met een trompet en een harp op het podium, naast de gebruikelijke instrumenten, krijgen de breekbare folkliedjes een extra sfeervolle laag. De Grote Zaal is er muisstil bij en terecht. De fluisterzachte folk van Villagers vereist aandacht. (BB) [Villagers]
Ryley Walker [foto hieronder] is een jong gastje met een voorliefde voor oude muziek, vooral Engelse folk in de traditie van John Martyn en Nick Drake. Met in de ene hand een akoestische gitaar en in de andere een fles wijn, begint de knul aan de meest psychedelische set van de avond. De band lijkt met ieder optreden te groeien, want ook nu weer staat het podium lekker vol. De muzikanten zijn op elkaar ingespeeld. Walker is in een losbandige bui. Dat de nummers drastisch van het album Primrose Green afwijken, benadrukt nog eens de ongekende speelsheid die het jammende gezelschap loslaat op het verraste publiek. Het is dan ook een beetje ontnuchterend als Walker en de zijnen ruim tien minuten voor tijd de stekker eruit trekken. (MD)
[Ryley Walker] [Danny Kroha] In de Kelder van de Oosterpoort, een nieuwe locatie voor Take Root, staat Danny Kroha [foto links], die afgelopen mei samen met The Gories popclub Vera nog platspeelde. In zijn eentje waagt Kroha zich aan de vooroorlogse blues en gospel en hij doet dat met verve. Sterker nog, hij laat zien dat de scheidslijn tussen zijn gebruikelijke garagerock en de traditionals die hij nu speelt helemaal zo groot niet is. Kroha weet dezelfde elementaire energie aan te boren, met interpretaties van nummers die al bijna honderd jaar oud zijn. Dat hij soms eens een akkoordje mist en dat zijn gitaar maar niet gestemd wil blijven, maakt het alleen maar mooier. Met een enorme beleving en plezier blaast hij, al slidend en plukkend op zijn gitaar, oude folkblues nieuw leven in. Uitschieter Danny Kroha laat zien dat eenvoud vaak het mooiste is en dat beleving en plezier je naar grootse hoogten kunnen brengen.
Terwijl Kroha in de Kelder de show steelt, vindt er in de foyer iets griezeligs plaats. Zo ongeveer bij zijn laatste nummer zakt rootsrocker David Corley op het podium in elkaar. Voor de ogen van het publiek krijgt hij een hartaanval en hij wordt langdurig op het podium gereanimeerd. Na enige tijd wordt hij naar het ziekenhuis gebracht. Het festival gaat door. Veel mensen hebben niet meegekregen wat er is voorgevallen en de presentators op de podia vertellen voorafgaand aan nieuwe optredens wat er is gebeurd. (BB)
[Sun Kill Moon] Veel artiesten zien het rumoer als men opstaat en de zaal verlaat lijdzaam toe. De Amerikaanse singer-songwriter Mark Kozelek, alias Sun Kil Moon [foto hierboven], stoort zich er duidelijk wel aan. De grijns op zijn gezicht kan niet verbloemen dat hij het onrustige gedrag van het publiek verafschuwt. Hij maakt het de nieuwsgierigen ook niet gemakkelijk door te beginnen met enkel zang, waarbij hij soms op een trom slaat. Als hij woest in de microfoon schreeuwt vliegt het speeksel in het rond. Maar Kozeleks harde aanpak draait net zo snel weer om als hij een gevoelig liedje op akoestische gitaar speelt. Zelfs op dat soort momenten is het toch geen makkelijke zit voor de trouwe americanafan. Door de lange songs met flinke lappen tekst en het feit dat Kozelek weinig met het hele americanaconcept heeft, haken sommige trouwe bezoekers af. Daarentegen zijn er ook mensen die geboeid zijn door zijn vastberadenheid om iets neer te zetten dat zo uniek is en die oprecht ontroerd raken. Duidelijk is dat Kozelek tegen alle stromingen in gaat, ook al maakt dat hem de minst populaire gast van het festival. Aan het einde van de show druipt het cynisme af van de complimenten naar het publiek toe.
[Patty Griffin] Met countryzangeres Patty Griffin [foto hierboven] heeft het festival een exclusieve naam te pakken, die je niet iedere dag tegenkomt. Sterker nog: het moet minstens tien jaar geleden zijn dat de Amerikaanse, door presentator Jan Donker zelfs bestempeld als de beste zangeres ter wereld, zich liet zien in Europa. De kleine zaal is dan ook bomvol, ondanks dat even verderop de stadioncountryrock van My Morning Jacket galmt. Griffin is met authentieke liedjes vanzelfsprekend als zoete koek voor het Take Rootpubliek. Zelfs met een valse start krijgt ze de toeschouwers nog stil. Het lijkt al snel een gewonnen wedstrijd. Toch is het erg jammer dat ze niet solo speelt, waardoor haar excentrieke zang en karakter een beetje binnen de perken blijft. (MD)
[My Morning Jacket] Waar headliner My Morning Jacket [foto hierboven en onder], nog evenjes vergezeld door Basia Bulat, ingetogen opent met 'Bermuda Highway' schiet de band daarna heel rap een heel veel minder aangename kant op. Al spelen ze - ergens diep verstopt in het geoliede rockgeluid - nog steeds de countryrock die ze aan het begin van hun carrière maakten, de band wil groots en meeslepend klinken. Wat je krijgt is een soort van jarenzeventigachtige stadionrock met nog een paar countrytrekjes. Daar is op zich weinig mis mee, maar dan moet je wel goede liedjes hebben en je publiek ook daadwerkelijk willen vermaken. Goede liedjes heeft My Morning Jacket helaas veel te weinig en van hun publiek willen ze überhaupt niks weten. De band speelt obligate, zouteloze deuntjes zonder richting, contact of gevoel. Een muzikale slappe scheet, dat is het.
[My Morning Jacket] In de Binnenzaal eindigt het festival zoals het begon: met een verdrietige vrouw en wrakke gitaren. The Delines. De liedjes zijn grotendeels geschreven door Richmond Fontaine-frontman Willy Flautin, maar het is zangeres Amy Boone die de show steelt met haar prachtige stem. De liedjes worden bevolkt door verloren liefdes, drank en foute mannen. Boone bezingt ze met gevoel en soul, terwijl de band het aankleedt met vrij ingetogen countryrock. Eigenlijk zou je willen dat de band ietsje harder in zou zetten. Nu is het mooi, maar ook netjes binnen de lijnen. Met een net iets lossere aanpak zouden The Delines nog indrukwekkender zijn geweest. (BB)
David Corley ligt nog wel in het ziekenhuis maar heeft de intensive care verlaten. Zijn artsen verwachten een volledig herstel. We wensen hem veel sterkte.
t My Morning Jacket speelt te veel mooie liedjes.10-9-2015
My Morning Jacket
My Morning Jacket speelt te veel mooie liedjes.
10 september 2015, Paradiso, Amsterdam
Tekst: Jaks Schuit
Beeld: Sander Rijken
Publicatiedatum: 13 september 2015
De recensies van het zevende album, The Waterfall, van My Morning Jacket waren afgelopen maanden kritisch en in lang niet alle gevallen lovend. De vijf muzikanten uit Louisville, Kentucky, kregen vooral het verwijt te weinig transpiratie in de rockmuziek te steken en te veel vooral mooie liedjes te spelen.
Bij het optreden in Paradiso staat de ritmesectie van My Moring Jacket op de as van het podium. Bassist Ton Blankenship en drummer Patrick Hallahan navigeren de groep door het concert. Opener 'Heartbreak Man' is nog wat ingetogen. De groep lijkt even te willen wennen aan de zaal, de temperatuur en het publiek. In het tweede nummer 'Magheetah' worden de mouwen opgestroopt. Bassist en drummer stuwen de groep naar grote hoogte. 'Magheetah' krijgt een spetterende uitvoering, vijfsterrenrockmuziek; het nummer krijgt na beëindiging tot driemaal toe een herstart. Het publiek reageert onmiddellijk, er is telkens klaterend applaus. My Morning Jacket is los, de kerk is warm en het publiek wil meer.
[My Morning Jacket] Er zijn geen pauzes bij het optreden van My Morning Jacket, er wordt geen tijd verspild. Tijdens het applaus zet in veel gevallen Hallahan het volgende nummer in, niet eenmaal wordt er een nummer aangekondigd. Zonder het publiek toe te spreken is de band tussen band en bezoeker hecht. Op het podium is My Morning Jacket veel meer dan een rock-'n-rollmachine. En dat is meteen het enige kritiekpunt bij een zeer goed concert. De groep speelt misschien wel wat te veel mooie nummers, wil iets te veel de virtuoze en wat gevoeligere nummers laten horen. Na nummers als 'Lowdown' en 'Thin Line' halverwege het concert is het duidelijk dat de groep de zaal stil kan krijgen. My Morning Jacket kan veel, zo niet alles, op een podium, maar moet niet te veel met de eigen kwaliteiten pronken. De kritieken uit de recensies lijken op die momenten terecht.
Op zo'n warme avond in een dampend Paradiso wil het publiek vooral zweten, meeleven met de groep. Tot aan de toegiften laat My Morning Jacket de muzikale rem echter niet los. Het publiek reageert na het laatste nummer 'Hopefully' wat lauw. Het is overduidelijk dat de groep terug zal komen voor een serie toegiften. My Morning Jacket komt inderdaad terug en onmiddellijk gaat de machine rollen. 'Circuital' en 'One Big Holiday' sluiten een toch memorabel concert af. Het publiek danst en reageert euforisch op de muziek. Het zweet klettert op de grond en spat uiteen tegen het plafond. In deze laatste nummers is My Morning Jacket groots en misschien wel de beste rock-'n-rollmachine van deze tijd.
vrijdag 25 september 2015
Het Festival in 1970
Voor veel muziekliefhebbers van 60+ is het driedaagse popfestival van 1970 legendarisch. Bezoekers van het Holland popfestival voelen zich nog altijd verbonden als ze andere mensen tegenkomen die er ook bij zijn geweest. De meest gestelde vraag onder de bezoekers is dan: 'Heb jij betaald?' Artiesten als Santana, Pink Floyd, The Byrds, etc. kwamen overgevlogen om op te treden in het Kralingse bos.
Voor Europa wordt het festival in het Kralingse bos in Rotterdam het hoogtepunt van het hippietijdperk genoemd. Voor de hippies waren termen als liefde, gelijkwaardigheid, vrede en vrijheid erg belangrijk. Tijdens het festival werd er o.a. naakt gezwommen, stuff gerookt en er werd veel gedanst. In die tijd werden deze dingen gezien als een overwinning op het burgerlijke leven. Ondanks het grote aantal bezoekers deden er zich nauwelijks onregelmatigheden voor.
Op het hoofdpodium traden de volgende artiesten op:
Vrijdag 26 juni:
Jefferson Airplane - Santana - The Flock - Canned Heat - Hot Tuna - Quintessence - East of Eden
Zaterdag 27 juni:
The Byrds - Family - Dr. John The Night Tripper - Country Joe - Tyrannosaurus Rex - Renaissance - Third Ear Band - Al Stewart - CCC folk & blues inc.
Zondag 28 juni:
Mungo Jerry - Chicago Art Ensemble - John Surman - Han Bennink - Caravan - Fairport Convention - Fotheringay - Soft Machine - Pink Floyd
En op het bijpodium:
Super Sister - Dream - Bismarck - Oscar Benton Bluesband - Focus - Ekseption - White Rabbit - Scarry Sally Theater - Nederlands Danstheater - Tamelone
Naast deze optredens met wereldnamen uit de popmuziek was er nog veel meer te doen. Zo kon men er gratis kamperen, was er gratis medische verzorging, waren er zogenaamde walking water events, boetieks en kindercrèches, een informatie- & voorlichtingsstand van de NVSH, een noodhospitaal, een drugsopvangcentrum, etc. Coca Cola was de hoofdsponsor van het festival.
Uniek was ook dat er geen alcohol verkocht werd. Verder werd er veel gezwommen in de Kralingse Plas en als de zon scheen, was gewoon lekker luieren in de zon ëën van de meeste geliefde bezigheden. Tijdens een van de regenbuien scandeerden de 100.000 bezoekers massaal: 'Stop the rain!' en kwam na enige tijd het zonnetje weer door.
Coca Cola
De catering in die drie dagen zorgde voor de volgende omzet:
• 350.000 broodjes met beleg
• 28.226 x 1 liter melk
• 23.226 x 1 liter melk
• 4.955 x 1 liter karnemelk
• 14.504 x 1 liter karnemelk
• 17.806 x 1 liter yoghurt
• 12.730 x 1 liter yoghurt
• 57.664 pakken yoghurt met sinaasappelsmaak
• 4.000 chipolatapudding
• 220.000 blikjes Coca-cola
De kaarten waren in de voorverkoop fl. 35 (ongeveer € 16,- nu) en op het terrein fl. 40,-.
De kaarten waren geldig voor de drie dagen die het festival duurde.
Veel bezoekers hebben echter niet betaald. Ondanks de 18.000 meter prikkeldraad die er is gebruikt en de 1.800 meter harmonicagaas, zijn velen over de hekken geklommen. Anderen zwommen gewoon over naar het festival, of werden voor een tientje overgevaren.
Voor de organisatie (Georges Knap, Berry Visser en Tinus van Daal) was dit een grote domper voor de drie 'magische' dagen. Van de 100.000 geschatte bezoekers had maar de helft betaald.
Om een indruk te krijgen van het Kralingse popfestival klik op de volgende link:
You Tube - Plaats van Herinnering: Holland popfestival, Kralingen & Kralingen 1970
Kaart van het festivalterrein
Festivalterrein
woensdag 23 september 2015
Unfaithful Servants: Four Decades of 'The Band' (and Counting)
Unfaithful Servants: Four Decades of 'The Band' (and Counting)
Posted: 09/23/2015 10:45 am EDT Updated: 4 hours ago
LEVON HELM
Share 370
Tweet 48
3
Comment 59
Share on Google+
Print
Maybe it's difficult to overstate the contributions to modern day music that began with a group of five young men with no clear frontman. But the Band -- which released its eponymous masterpiece 46 years ago this week -- brought a swollen heart and a down-home groove to the rock n' roll landscape that was unprecedented at its time. Not that surprising, considering the group was referred to as "the best damn band in the world" before they even settled on a name.*
In the mid-sixties, four rag-tag kids from Canada were lured to the open road by Rockabilly legend Ronnie Hawkins and his teenage drummer, Levon Helm. Unlike the rest of his bandmates, Helm was the son of a cotton farmer from Turkey Scratch, Arkansas and brought the authenticity of Delta blues with him wherever he went. He was eventually recognized by fans and friends alike as the heart of the group's sound, sharing vocal responsibilities with bassist Rick Danko and multi-instrumentalist Richard Manuel. But it was Helm who took the reins in four songs on that self-titled release with his signature country drawl. Two of those songs became timeless favorites -- "Up on Cripple Creek" and "The Night They Drove Old Dixie Down," a hypothetical civil war tune overflowing with classic Americana. Ralph J. Gleason described the weight of its lyrical genius in a review for Rolling Stone in 1969.
Nothing that I have read, from Bruce Catton to Douglas Southall Freeman, from Fletcher Pratt to Lloyd Lewis, has brought home to me the overwhelming human sense of history that this song does. The only thing I can relate it to at all is the Red Badge of Courage. It is a remarkable song, the rhythmic structure, the voice of Levon and the bass line with the drum accents and then the heavy close harmony of Levon, Rick and Richard Manuel in the theme, make it seem impossible that this isn't some oral tradition material handed down from father to son straight from that winter of '65 to today.
... I kept coming back and coming back until now I am prepared to say that, depending on one's mood, these songs stand, each on its own, as equal sides of a twelve-faceted gem, the whole of which is geometrically greater than the sum of the parts.
Just a month before its release, Helm and the gang took the stage at Woodstock on the final night of the three-day festival, playing seven songs from their 1968 studio debut, Music From Big Pink. Along with generally favored reviews, this earlier record fell flat with certain critics, one being Robert Christgau of the Village Voice. But Christgau gushed when he heard their follow-up release, which would eventually be referred to adoringly as The Brown Album.
[The Beatles'] Abbey Road captivates me as might be expected, but The Band is even better, an A-plus record if I've ever rated one. That should come as no surprise to those of you -- which I assume means most of you -- who regarded Music From Big Pink as epochal. Though I somehow always managed to avoid saying so in print, I didn't.
Except for Dylan, [guitarist Robbie Robertson] is the only American songwriter to write good fictional/dramatic songs... and the only one to master the semi-literate tone, in which grammatical barbarisms and colloquial ellipses transcend affectation to enrich and qualify a song's meaning.
Months before recording the LP, Robertson, the group's primary songwriter, had no idea just how iconic their work would become. Curiously, music journalist Al Aronowitz asked the guitarist how seriously the group took their craft.
"Just seriously enough to satisfy us, enough so that we can smile at one another when we're through playing."
And you can feel it; that satisfaction. The musicianship between all five members on the album is electric, heartfelt, and casual. With the ping of every ride pattern, you can practically sense Helm's broad, boyish grin behind that drum kit.
The Band released five more albums with the same lineup before Robertson's departure, taking an overwhelming majority of disputed songwriting credits with him -- an issue that left some of the remaining members bitter for decades. None of those records would come close to the success of The Brown Album.
Apart from several "best of all-time" lists, The Brown Album became a national treasure. It was added to the National Recording Registry in 2009, deemed "culturally, historically, and aesthetically important," and it "informed or reflected life in the United States."
Not bad for a few Canadian boys and a dusty farmer.
*This Wheel's on Fire: Levon Helm and the Story of the Band
Helm, Levon, and Stephen Davis; W. Morrow; 1993
vrijdag 11 september 2015
My Morning Jacket - setlist concert 10-9-2015 Paradiso
1. Heartbreakin Man
2. Mahgeetah
3. Compound Fracture
4. Wordless Chorus
5. Believe (Nobody Knows)
6. Spring (Among The Living)
7. They Ran
8. Get the Point
9. In Its Infancy (The Waterfall)
10. Tropics (Erase Traces)
11. Lowdown
12. Thin Line
13. Dondante
14. Only Memories Remain
15. The Way That He Sings
16. Phone Went West
17. Hopefully
Encore:
18. Victory Dance
19. Touch Me I'm Going To Scream Pt. 2
20. Nothing To It
(with Dawes) (The New Basement Tapes song)
21. Circuital
22. One Big Holiday
Abonneren op:
Posts (Atom)